Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De [7]goedertierene is vergaan [8]uit het land, en er is niemand [9]oprecht onder de mensen; zij loeren altemaal op [10]bloed, zij jagen, een iegelijk zijn broeder, [met] een [11]jachtgaren. 7. Verg. Ps.12:2; Jes.57:1 met de aantekening aldaar. 8. Anders: van de aarde. 9. Hebr. recht, of richting. Zie Ps.7:11. Hetzelfde woord staat ook in vs.4. 10. Hber. bloeden; dat is, doodslag en moordenarij. Zie Gen.4:10, en Gen.37:26. 11. Om hem met handelingen in het net te krijgen, te vangen, en als een roof te verslinden. Verg. Ps.10:8,9,10, en Ezech.19:3,6, enz.